Er zijn twee hoofdcategorieën kaneel. De eerste is kaneel uit Sri Lanka, wat tot 1972 Ceylon heette. Deze kaneel, ook wel Ceylon kaneel genoemd, is milder en rijker van smaak. Het heeft een lichtbruine kleur en een brosse papierachtige structuur. Ceylon kaneel heeft een subtiele kaneelgeur die vaak wordt omschreven als zoet. Een groot contrast met de geur en smaak van de cassia kaneel, de tweede hoofdcategorie. Deze kent zijn origine in Zuidoost-Azië en China en is harder en dikker qua structuur. Tijdens het drogen rolt deze in een dubbele spiraal en is donkerder van kleur. De smaak van cassia kaneel is sterker, bitter, hard en licht branderig.

Zowel cassia als Ceylon kaneel gaan goed samen met zoete én hartige gerechten. De scherpe smaak van cassia of de wat rijkere en zoete smaak van Ceylon kaneel zijn kenmerken waarmee je je gerecht kunt verrijken. Ceylon kaneel heeft een zachte, milde smaak en een heerlijk aroma. Het combineert goed bij zoete gerechten, maar is ook erg lekker bij Indische en Chinese gerechten.

Achtergrond
Kaneel wordt gemaakt van de binnenbast van een struikachtige boom, de Cinnamomum. Deze groeit in tropische gebieden en is lid van de laurierfamilie. De bast wordt gedroogd en in pijpjes gerold. Er wordt gezegd dat de eerste kaneel ooit werd gevonden in Sri Lanka, het oude Ceylon.

Ceylon kaneel heeft een zachte, milde smaak en een heerlijk aroma.